Liefde die de vrees uitdrijft – Preek Ds. Nico den Bok 7 april 2024: 1 Johannes 4: 15 t/m 21 (NBV)

Deze dienst in de Wilhelminakerk is een vervolg op de vorige (24-12-
23). Toen, vlak voor Kerst, sprak ik over het tweede grote gebod van
de liefde; nu, vlak na Pasen, gaat het opnieuw over het tweede
gebod, maar nu sterker in relatie tot het eerste.

 

Hoe weinig zegt Jezus tot zijn discipelen als hij is opgestaan. Na zo’n wonderlijke gebeurtenis verwacht je toch een bijzondere toezegging of enige uitleg of een nieuwe opdracht, maar niets van
dat alles. Johannes vertelt dat Jezus op Paasmorgen eigenlijk maar drie dingen zegt: Vrede (met andere woorden: Wees niet bang) – Zoals de Vader mij zond, zo zend ik u – Ontvang de Heilige Geest. Het verrassende is dus, dat al wat na de opstanding van kracht wordt vóór de opstanding al is gezegd, en gedaan. Gezegd tijdens het laatste avondmaal, en gedaan in het lijden en sterven dat daarop volgde.

Wat was het belangrijkste dat Jezus zijn leerlingen voor zijn sterven en opstaan gezegd en gedaan heeft? ‘Een nieuw gebod geef ik jullie: dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie liefheb’.
Dit nieuwe gebod is volgens Johannes tegelijk een oud gebod. Het gebod dat Wet en Profeten samenvat. We hoorden het in zijn eerste brief, de schriftlezing van vanmorgen.
‘We hebben dit gebod van hem gekregen: Wie God liefheeft, moet ook de naaste liefhebben. –Maar laten we niet te snel gaan.
Als we goed luisteren, horen we dat Johannes toch meer doet dan alleen de twee liefdesgeboden herhalen.

We kennen het allemaal in Jezus’ eigen woorden, in antwoord op de vraag van de rijke jongeling: ‘Dit is het eerste en grote gebod: Heb God lief boven alles; en het tweede gebod daaraan gelijk is: Heb uw naaste lief als uzelf.’ We kennen dit zo goed, dat we de kleine toevoeging tussen de twee geboden misschien niet opmerken: ‘daaraan gelijk’. Hoe kan het tweede gebod gelijk zijn aan het eerste? Het eerste roept ons op om lief te hebben met al onze krachten, met heel ons hart en met al ons verstand – dat doet het tweede gebod niet. Ons wordt op het hart gedrukt God zo lief te hebben – niet onze naasten, zelfs niet onze geliefden (onze partner of kinderen).

We raken hiermee meteen aan een zenuw van onze post-christelijke samenleving. Haar beste deel houdt ons voor om met al onze krachten, met heel ons hart en al ons verstand onze naasten lief te hebben. Ja zegt rechts, want dat zijn allereerst onze dierbaren, onze verwanten, onze landgenoten – nee, zegt links, dat is iedere medemens en vooral de meest getroffene. En zo komen we al snel tegenover elkaar te staan, vaak onverzoenlijk. Het tweede gebod krijgt de lading van het eerste. Ergens voelen we dat ook, het is teveel van het goede, en we zien het: in de reactie van een derde groep onder ons die het hele verplichting tot medemenselijkheid van zich afwerpt. We voelen het in de leegte die er is door de afwezigheid van Hem die wel onze hele liefde waard is. Geef aan God wat God toekomt. Geef niet wat God toekomt aan mensen. Het verschil moet gerespecteerd blijven.

Niettemin is het tweede gebod ‘gelijk aan het eerste’. Waarom toch? –Naar de inhoud is er zeker verschil tussen de twee geboden. We moeten God meer eren, meer vertrouwen, meer  gehoorzamen dan mensen. Maar beide geboden moeten gehouden worden. We kunnen niet het eerste gebod vervullen en tegelijk het tweede naar eigen believen invullen.

Zijn we nu bij Johannes, hoe hij de geboden van de liefde uitlegt in zijn brief? Bijna. Johannes voegt nog één ding toe, hij maakt daar zelfs zijn hoofdpunt van. We moeten beide geboden houden, zegt hij, maar niet als twee losstaande leefregels, één voor God en één voor mensen. De twee geboden zijn onlosmakelijk gekoppeld. Johannes is hier heel stellig in. Als jij zegt van God te houden maar je haat een broeder of zuster, dan vergis je je. Of erger: als je ergens beseft dat je je vergist maar toch zegt van God te houden terwijl je een naaste haat, dan lieg je. Dan is de liefde die je zegt te hebben, de liefde voor God, in feite niet in jou.

Dat is nogal wat. Hoe komt Johannes hierbij? Hierop is maar één antwoord te geven: door zijn ontmoeting met Jezus zelf. Hij heeft hem heel persoonlijk gekend, hij was als laatste discipel bij het
kruis en als eerste bij het open graf. Johannes is ervan overtuigd geraakt, dat in Jezus God zelf tot mensen gekomen is. En Jezus heeft ons getoond hoe we met God en met mensen moeten omgaan. Dáarom kunnen we de liefde voor God niet meer losmaken van liefde voor mensen. Als we dat doen splitsen we Christus. Dan scheiden we wat God in eigen persoon verbonden heeft.

Dat Johannes dit zo ziet blijkt onder meer uit de waarschuwingen die hij in zijn brief laat horen. Hij waarschuwt voor mensen die ons verkeerd voorlichten en voorleven. Wie zijn dat? Dat zijn zij die ontkennen dat God in het vlees gekomen is (1Joh 4:2). Dat klinkt voor ons wat mysterieus, maar we herkennen vast de opening van Johannes’ evangelie: ‘In den beginne was het Woord, en het woord was bij God, het Woord was God, en het Woord [..] is vlees geworden’. God kwam in Jezus. Er zijn mensen die dat ontkennen, zegt Johannes – luister niet naar hen.

Waarom is dat zo’n aangelegen punt voor de evangelist? Eigenlijk is dat niet moeilijk in te denken. Wat gebeurt er als mensen wel van God houden maar niet geloven dat Hij in Jezus gekomen is? Dan zijn we wel gelovig, binnen of buiten de kerk, maar beoordelen we onszelf en onze naasten vanuit een beeld van een God die niet mens geworden is, die dus in de hemel zit en blijft. In wezen zijn er dan twee mogelijkheden. Dan gaan we met onszelf en onze naaste om óf vanuit het beeld van een volmaakte, oordelende God, een rechter hoog in de hemel en in de strenge stem van ons geweten. Of we gaan met onze naaste en onszelf om vanuit het beeld van een God die zich niet zo met aardse zaken bemoeit, die mensen alle ruimte laat om zelf te kiezen hoe te leven – hij zelf zit en blijft immers hoog in de hemel. Daar heb je ze weer, rechts en links, nu in kerk en theologie.

Maar God is zo niet, zegt Johannes. Als je denkt dat Hij zo is, vergis je je. Of als je dat wel weet, lieg je over Hem (en bedrieg je jezelf). Als wij willen weten hoe God wil dat wij met Hem en met mensen omgaan, moeten we naar Jezus kijken. Voor Johannes komt het hierop aan: Geloven wij dat God, de heilige God, mens, echt mens geworden is, zodat er nu een echt heilig mens-zijn mogelijk is?

Zo klinkt het nog algemeen – Johannes spreekt vaak in het algemeen (en hij herhaalt zich dan ook nog graag:). Maar hij maakt het zo nu en dan ook concreter. Hier is een eerste voorbeeld, het staat in zijn brief vlak voor onze schriftlezing (1Joh 3:17). Het is praktisch en recht toe recht aan: ‘Hoe kan de liefde van God blijven in een mens die geld genoeg heeft, en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder? Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden.’ Dat hoef ik niet verder toe te lichten, denk ik. Het Woord is vlees geworden, het is niet woord gebleven. Ondanks de groeiende armoede in ons land zijn Nederlanders relatief rijk, dus zitten we allemaal met de vraag: wat doen we met ons geld? Als we oud worden en nog wat geld overhouden, wat doen we daarmee? Veel van onze kinderen hebben al veel. Er zijn mensen die bijna alles verloren hebben, door oorlog of aardbeving; er zijn mensen die lijden onder de gevolgen van ons koloniale verleden of ons luxueuze westerse leven.

Het tweede voorbeeld komt uit onze Schriftlezing zelf en heeft iets meer uitleg nodig. ‘Onze liefde is helemaal in orde, als we vol vertrouwen uitzien naar de dag van het oordeel, want hoewel we nog in deze wereld zijn, zijn we als Christus.’ –Waarom zouden we bang zijn voor het laatste oordeel? Veel christenen in onze tijd denken daar niet veel aan, zo lijkt het, er wordt weinig over gesproken in erediensten en op kringen. We schuiven dat oordeel voor ons uit of denken dat het geen probleem is: God is toch liefde? Alles zal wel goed komen! Maar doen we zo het evangelie recht? Of Johannes?

Johannes zegt: ook al leven we in de wereld, we zijn niet bang, omdat we zijn zoals Jezus is. Bij bang zijn denkt Johannes nu vooral aan de vrees voor straf, voor de gevolgen van verkeerd handelen of nalatigheid. Waarom valt die vrees weg als we zijn zoals Jezus? Het antwoord lijkt mij heel eenvoudig: omdat we niet beter kunnen liefhebben dan Jezus deed. Als we leven zoals hij – als we zo God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf zoals hij in woord en daad getoond heeft, toen hij verwelkomd werd en toen hij verworpen werd – dan hebben we een volkomen goed geweten. Alles wat we dan doen, komt uit een onverdeeld hart, uit de sterkste liefde die er is, een liefde die rechtdoet aan God en aan mensen, die ‘wet en profeten’ vervult.

Veel christenen menen dat de vrees in verband met het laatste oordeel alleen op God gericht is. Maar Johannes suggereert dat we ook hier onze relatie tot God niet kunnen losmaken van de relatie tot onze naasten. Dat is misschien niet hoe we het ons meestal voorstellen. Soms voelen we een boosheid tegenover een ander die heel lang bij ons blijft en hopen we, dat als die naaste sterft, of als wij sterven, we dan eindelijk van die lastige naaste en van onze hardnekkige boosheid af zijn. Maar als we sterven zijn we niet van onze naasten af; dan komen ze juist in alle eerlijkheid en heerlijkheid naast ons en voor ons te staan. En dat zijn niet alleen onze geliefden, maar ook degenen die we niet liefhadden, die we haatten en veroordeelden en misschien zelfs doodden (bv als Oekraïens of Israëlisch soldaat, of misschien zelfs als misdadiger). Ook deze naasten zijn schepselen, ook hen wil God eeuwig leven geven. We komen allemaal voor Christus te staan, die voor ons allemaal gestorven is.

Wie Christus’ liefde in zich heeft, is zonder vrees, zegt Johannes. Natuurlijk, die zal niet door Christus veroordeeld worden, die hoeft dus niet bang te zijn voor het oordeel. Die is misschien nog wel bang voor pijn, verlies en dood, maar ook daar is de angel uit weg genomen, dankzij het uitzicht van de opstanding. –Hoe komt het toch dat links én rechts in onze traditie deze goede boodschap afzwakken of ontkennen? Daar is lang en kort over te praten, maar de belangrijkste reden is wel, dat beide menen dat het niet kan, dat het idealistisch is, dat geen mens als Jezus kan zijn. Als Jezus zijn, zoals de evangeliën hem beschrijven, dat is te hoog gegrepen, het is niet echt menselijk.

Jezus zegt op Paasmorgen: Wees niet bang. Zoals de Vader mij zond, zo zend ik u. Ontvang de Heilige Geest. Dankzij de Geest kunnen we worden zoals Jezus was. Is dit goede nieuws van Pasen onmogelijk, is het idealistisch?

Vanmorgen zaten we in de trein op weg naar de kerk. Esperanza, mijn vrouw zag iemand uitstappen en zag tegelijk een portemonnee in het gangpad liggen. Een man naast ons zag het ook, pakte de portemonnee en liep degene die hem verloren had achterna op het perron. Maar die was al te ver. Terug in de trein gaf de man de portemonnee aan de conducteur en bedankte Esperanza. We kregen een gesprek. Hij was een bekeerde moslim, zo bleek. ‘Ik laat me maar leiden waar de Geest mij brengt’, zei hij. Hij vertelde dat zijn familie hem niet meer wil zien. ‘Maar ik heb zoveel gekregen. Ben nu vrijer dan ooit.’ Hij sprak heel rustig en heel gefocust tegelijk. We waren goed en wel uitgestapt op station Naarden-Bussum, of hij sprak alweer met andere mensen in de trein.

In deze wereld zijn zoals Jezus was, in de kracht van de Geest – kan dat niet?

===

UIT DE LITURGIE

Drempelgebed
Heer Jezus, zo vlak na Pasen staan we nog te trillen:
bent u werkelijk opgestaan uit de dood,
wat betekent dat voor ons leven?
Als opgestane komt u niet met een nieuw program
of een nieuwe bovennatuurlijke kracht. U geeft ons
het gebod dat U zelf gehouden hebt in leven en in sterven
en u geeft ons de Geest als persoonlijke bijstand
om nu ook zelf dit gebod te houden.

U bent de levensweg die we allemaal gaan
ten einde gegaan, maar zonder zonde,
en nu zegt U tot ons: dit is de weg waarlangs jullie
oude aardse bestaan nieuwe aarde wordt.

Heer, hoe gewoon en ongewoon tegelijk:
Pasen brengt niets nieuws en maakt toch alles nieuw.
Help ons verstaan, schenk ons de kracht
die U kreeg van uw Vader,
Amen.

Gebed om ontferming
Heer, we hebben zorgen over de wereld om ons heen, er is overal veel onrust en angst te bespeuren.
We zijn bang dat we belangrijke dingen gaan verliezen, en dat dit niet lang meer kan duren. Bang dat
we eigen land verliezen (daarom vechten we tot de dood om het te behouden), bang dat we onze
welvaart verliezen (daarom sluiten we onze grenzen steeds meer voor mensen die uit veel armere
omstandigheden naar ons toe komen), bang dat we onze gezondheid verliezen (daarom doen we
alles voor de beste medische zorg en voor fitness), bang dat we ons gezicht verliezen (daarom blijven
we vooral als leiders doorgaan op wegen ook als die een veel te hoge prijs gaan vragen), en tenslotte
zijn we misschien nog wel het meest bang dat we ons leven zelf zullen verliezen (en daarom – praten
we daar maar niet over).
Heer Jezus, U belooft ons een liefde die de vrees uitdrijft, u had deze liefde. Schenk haar ook aan ons,
Heer, leer ons verlangen naar deze liefde, leer ons haar inoefenen zodat we sterk en moedig worden:
sterker dan de angst en moediger om los te laten wat we moeten loslaten. Mag Pasen een nieuw
begin zijn, voor ons en onze wereld. Zo bidden wij u allen tezamen…

Gebeden
Diaken
God, soms voelen we ons machteloos omdat er zoveel in de wereld is dat ons zorgen baart en wij,
veelal oudere mensen, daar zo weinig aan kunnen doen. Help ons zien wat we nog wèl kunnen, Heer.
Is er een familielid of vriend waarmee we contact verloren of die we van ons afgestoten hebben? Een
kaartje of een bezoekje zou nog heel wat goed kunnen doen. Of houden we wat geld over, en
hebben onze eigen kinderen en kleinkinderen al zoveel? We kunnen het ook geven aan mensen die
wereldwijd lijden onder de gevolgen van natuurrampen door ons luxueuze leven veroorzaakt. Help
ons, Heer, om ook op hoge leeftijd onze naaste lief te hebben als onszelf, dichtbij en veraf. Geef ons
moed om oude en nieuwe wegen te vinden om de liefde van Christus concreet te maken, zo bidden
wij U allen tezamen..

Predikant
Dank U wel, Heer Jezus, dat de liefde die U gebiedt en geeft, de vrees voor het laatste oordeel
uitdrijft. Maar helpt u ons, we voelen ons hier heel ongemakkelijk. Velen van ons geloven niet in een
laatste oordeel, juist omdat U liefde bent. Toch zegt Johannes niet dat er geen laatste oordeel is,
maar dat, als we uw liefde in ons hebben, we er niet bang voor hoeven zijn. Help ons dit te verstaan
en te ervaren, Heer. U wilt alles wat goed is in ons voor altijd behouden, en daarom alles wat niet
goed is definitief wegdoen, dat kan niet zonder een laatste schoonmaak, ook van ons willen en ons
geweten. Kom met uw Geest, overtuig ons van zonde, gerechtigheid en oordeel, overtuig ons met uw
licht, uw warmte, uw kracht, zo bidden wij U allen…