Onvoorwaardelijke liefde / Preek ds Nico den Bok 6 juli 2025 / 1 kor 3: 9b t/m 16

Onvoorwaardelijke liefde                                                  Wilhelminakerk 6-7-25

Je kijkt in de ogen van je kind die vol tranen staan. Het is gevallen, misschien door eigen schuld of door een ongelukje. Maar hoe het ook kwam, je voelt: ik hou van dit kind, wat er ook gebeurt, wat het ook doet. Je voelt onvoorwaardelijke liefde.

Hoewel, als je kind groter wordt en echt iets overkomt door eigen schuld, of als het iets doet wat echt niet goed is, zoals iemand op school neersteken met een mes omdat het zich bele-digd voelde (zoals niet zolang geleden weer op het journaal te zien was) – wel, ook dan kun je het nog voelen: Ik hou van je, wat je ook doet. Maar dan komt er toch ook een andere kleur in je liefde. Want dat neersteken, dat vind je vreselijk. Dat je kind dát gedaan heeft. Daar zal het ook een prijs voor betalen (in elk geval in het eigen geweten, of ook in een jeugdgevangenis). Misschien blíjf je van het kind houden, maar niet zonder pijn. In het ergste geval neem je zoveel afstand dat je de relatie verbreekt. Is onvoorwaardelijke liefde soms niet te veel gevraagd?

Als iémand onvoorwaardelijke liefde getoond heeft, dan wel degene die wij als christenen willen volgen meer dan wie ook. Jezus houdt van alle mensen, hij houdt zelfs van zondaren, hij mijdt hen niet, hij zoekt juist hen op, hij veroordeelt niemand. –Dat is allemaal waar, maar het zou éen ding doen vergeten: Jezus veroordeelt zonde wel. Na Pasen neemt hij Petrus terzijde. Hou je wel van mij? Jezus had alle reden dat in twijfel te trekken. Bij zijn arrestatie had Petrus hem lelijk in de steek gelaten. Petrus, hou je wel van mij? Onbetrouwbaar blijken in lief-de en loyaliteit naar de Heer toe, ja dat is zonde. Jezus wil weten wat hij nog aan Petrus heeft.

Laat ik er meteen bij zeggen dat we niet eerst goede, betrouwbare mensen moeten worden óm de liefde van de Heer te krijgen, om die liefde waardig te zijn. Jezus stapt weer op Petrus toe, met een uitgestoken hand. En dat is niet gering na wat er gebeurd is, het had ook zo kunnen zijn dat Jezus niets meer met Petrus, na zijn verloochening, te maken wilde hebben. Toch is er ook een andere kant, niemand zal die sterker voelen dan Petrus zelf. Wij worden de liefde van de Heer alleen waardig als we goede, betrouwbare mensen worden. Het moet bij Petrus van diep komen, van onder schuldbesef en falen. Heb je mij echt lief? Ergens blijft er dus een voorwaarde.

Zeker, bij de Heer gaat liefde veel verder dan bij ons. Als iemand ons kwaad doet veroordelen we vaak de hele mens. ‘Wie dát doet is een schurk’ – de hele persoon weggezet met éen verkeerde daad. Niet zelden verbannen we die persoon uit ons leven. Dat doet de Heer niet. Maar zijn liefde kan niet zover gaan, dat zij ons ook met onze zonden omarmt. Zou zij dat doen, dan zou zij zichzelf verloochenen. Gods liefde is heilige liefde, wat niet deugt kan niet bemind worden.

Hiermee zitten we vanuit het Evangelie niet ver van het beeld van God zoals we dat in het Oude Testament vinden. Vanaf het begin van Israëls geschiedenis wordt de Heer getekend als degene die steeds weer liefdevolle initiatieven neemt. Israël hoeft Gods liefde niet eerst waardig te worden (zie bv Deut 7:7vv). Maar als Israël Gods liefde eenmaal beantwoord heeft, moet het wel trouw blijven aan deze wederliefde.

De bekendste voorbeelden kennen we allemaal. God verlost Israël uit Egypte van onder-drukking en uitbuiting, en geeft allerlei zegeningen op de lange weg die dan begint. Het volk overleeft de woestijn, krijgt een land, krijgt welvaart, krijgt later zelfs een staat zodat het zich kan weren tegen vijanden. Maar Israël krijgt al deze mooie dingen op voorwaarde dat het zich houdt aan Gods geboden. Dat wordt er vanaf het begin bij gezegd (bv Deut 4:40). Het eerste wat het volk krijgt na zijn verlossing uit Egypte, is de wet. De eerste stop op de weg naar het beloofde land is de Sinaï.

Met deze voorwaarde is het God ook menens. Als het volk zich niet aan Gods geboden houdt, verliest het zijn steun en daarmee vroeg of laat ook die zegeningen. We horen dat in alle scherp-te bij de profeten. Hosea bv zegt: als Israël niet goed omgaat met de schepping, zal het zijn welvaart – die grotendeels gebaseerd is op datgene wat de natuur voortbrengt – verliezen. Er volgden natuurrampen. Een eeuw later zegt Jeremia: omdat Israël zich hard-nekkig niet houdt aan Gods geboden, zal het zijn land, zijn staatkundige onafhankelijkheid verliezen, en zelfs zijn tempel, zodat God dan niet meer in het midden van zijn volk zal wonen. En dat is allemaal gebeurd. Jeruzalem werd verwoest, Israël ging in ballingschap.

De profeten zeggen erbij: zoals God met Israël omgaat, zo gaat Hij met alle volken om (vgl. bv Dan 4:28vv met 1Sam 15:23). Als een volk in toenemende mate niet doet wat God wil, neemt Hij afstand tot dat volk. Ook al blijft Hij op die grotere afstand met open armen staan: Keer terug tot mij en Ik zal tot U terugkeren (Zach 1:3, Mal 3:7, vgl. Joël 2:12vv). De intentie tot een relatie blijft, maar de relatie zelf kan verregaand stukgaan. We moeten dus zeggen dat alleen de kiem van liefde bij God onvoorwaardelijk is; de feitelijk betoonde liefde met al zijn vruchten heeft altijd een voorwaarde bij zich. Op de weg van liefde en trouw brengt elke volgende gave zijn eigen opgave met zich mee; wordt die opgave verwaarloosd, gaat de gave vroeg of laat verloren.

Maar in het Nieuwe Testament dan, denkt u misschien al enige tijd, wordt het daar niet echt anders? Zeker bij Paulus – is van hem niet het motto: ‘Door geloof, niet door werken’? Juist als protestanten horen we hierin het hart van het evangelie. Het houden van geboden, het doen van de wet, is niet een voorwaarde om van God liefde te ontvangen. Of zijn wij protes-tanten op dit punt net te kort door de bocht gegaan? In dezelfde brief waarin Paulus de rechtvaardiging door geloof noemt, de brief aan de Romeinen (bv Rom 3:28), zegt hij óok dat ieder mens door God geoordeeld zal worden op grond van zijn of haar werken (Rom 2:6). Geloof is dus beslissend, maar wat je doet maakt óok verschil.

In onze schriftlezing, uit een andere brief van Paulus, komen dezelfde twee kanten naar vo-ren, maar met een sprekend beeld zodat het gemakkelijker te onthouden is. Een beeld dat hij ontleent aan het Oude Testament, we hebben het gehoord in Exodus, de tekst die vertelt dat God vanaf de Sinaï neerdaalt tot het volk in vuur. Op dit verhaal grijpt het Pinksterverhaal terug.

Paulus zegt: denk over uzelf als een huis, een tempel. God zet op een dag uw huis in brand. Schrik niet, als God met vuur komt, is het geen al-verwoestend vuur, zoals bij een natuur-ramp of een oorlog. Als God met vuur komt, is het een louterend vuur, het brandt alleen weg wat niet goed is. Wel, zegt Paulus, als Christus ons fundament is, zal dat deel van ons huis in Gods vuur niet verbranden. Integendeel, het zal in al zijn zuiverheid tevoorschijn komen. Wat Jezus deed, in leven en sterven, was helemaal goed. En als wij met onze daden zo op dat fundament bouwen, dat het past bij het fundament – als het van hetzelfde materiaal gemaakt is, goud op goud of steen op steen – dan zal ook dat niet verbranden. Daden in de geest van Christus gedaan zullen door dit vuur in alle zuiverheid tevoorschijn komen, want ook die daden zijn helemaal goed.

Toch mogen we best een béetje schrikken. Als we op een andere manier op het fundament bouwen, als we dingen geloven en doen die niet of maar half passen bij het fundament, bij Christus, dan zal dat wél verbranden. In het vuur worden wij dan gered, verzekert Paulus. Dat blijft staan, want dat fundament is er. Wij geloven in Christus, we bouwen op wat hij voor ons gedaan heeft. Maar, we worden gered door het vuur heen, en daarin zal verbranden wat in onze daden niet in de geest van Christus gedaan is. –In feite trekt Paulus met dit beeld de lijn van het Oude Testament door. Wat niet goed is, wat zonde is, schept afstand tussen de Heer en ons. Op een dag doet Hij dat weg, zodat Hij helemaal bij ons kan zijn. Daarmee is Hij met Pinksteren begonnen.

Zo zien we dat, ook als God van ons houdt met de liefde van Christus en wij ons op Christus beroepen, we toch nog heel veel kunnen verliezen. We worden dan gered, maar redden is eigenlijk een minimum: het leven behouden. Hoe we er aan toe zijn na de redding – wat van al ons werk behouden zal blijven – hangt af van wat we gedaan hebben met ons geloof.

Nog éen ding, het ligt misschien al op het puntje van uw tong. Weegt zonde dan zo zwaar? God wil toch altijd vergeven? Heeft juist Jezus niet laten zien dat God de grootste zondaar vergeeft? Is dát geen onvoorwaardelijke liefde? –Jawel, maar dat is de kiem van liefde waar-door de Heer ons steeds weer uitnodigt om de volle liefde te vinden. Volle liefde zelf kan al-leen ontvangen worden in de mate waarin de relatie herstelt en verbetert – in de mate waarin we stoppen met zondigen. Laten we eerlijk zijn, al wat verkeerd is, zoals liegen, stelen, doden, begeren, of de Heer verloochenen als je leven in gevaar komt – al wat verkeerd is schaadt de liefde, schept afstand in de relatie. Dat is bij mensen al zo. En mensen kunnen zich vergissen in wat zonde is, God niet.

Jezus vraagt naar Petrus’ liefde. Petrus krijgt een tweede kans. Petrus heeft die kans gegre-pen. Hij heeft nog vele jaren gekregen waarin zijn onbetrouwbaar gebleken liefde kon uit-groeien tot volle, standvastige liefde. Hij dacht dat hij die al had, maar hij vergiste zich. Jezus was bereid zijn leven voor hem te geven en heeft dat ook gedaan, maar toen Jezus dat deed was Petrus niet bereid zijn leven voor Jezus te geven – dat kon hij pas veel later, en heeft hij toen ook gedaan (daarop zinspeelt Johannes aan het eind van onze schriftlezing).

Hiermee zijn we tot slot toch nog even terug bij Pinksteren. U weet natuurlijk wie de allereerste Pinksterpreek gehouden heeft. Petrus (zie Hand 2:14vv). Weet u ook tot wie Petrus deze preek richtte? Tot die mensen die ook aanwezig waren op het paasfeest en kort daarvóor, joodse mensen, volksgenoten, die Jezus aan het kruis hadden gebracht, actief of passief – door iets of door niets te doen – mensen als Petrus zelf. Met zijn Pinksterpreek geeft Petrus deze mensen een tweede kans. Zoals Jezus hem een tweede kans gaf. Petrus betoont zijn naasten dezelfde liefde die Jezus hem betoonde. En zo begint Petrus vanaf Pinksteren aan zijn vervulling van de wet nadat Jezus de zijne volbracht heeft. Is dat niet helemaal in de geest van de Heer? Petrus preekt het vuur van de hemel; drieduizend mensen lieten zich dopen. Is deze preek niet een daad geïnspireerd door de Heilige Geest?

Uit de liturgie
Liederen (NLB) en lezingen (NBV21)
Openingslied: 23b: 1,3,5
Glorialied: 753: 1,4,5
Lezing Oude Testament en Brieven: Ex 19: 17+18 gevolgd door 1Kor 3: 9b t/m 16
Lied 1008: 1
Evangelielezing: Joh 21: 14 t/m 19
Lied 971: 1,2
Na uitleg en verkondiging: 430b (geloofsbelijdenis)
Slotlied: 687

Inleidende woorden
In het kerkelijk jaar is de kleur inmiddels weer groen. Het rood van Pinksteren is alweer een paar we-ken verdwenen. In feite is er maar éen zondag in het kerkelijk jaar rood gekleurd, Pinksteren zelf.. Ook ik draag weer de groene stola, maar voor vandaag heb ik de rode meegenomen, als herinnering aan het laatste feest dat we vierden. We vierden dat God zijn discipelen de Heilige Geest gegeven heeft. Elk jaar vieren we dat God als Heilige Geest in en onder ons wil komen. Maar wat of wie krijgen wij daarmee?

Kindermoment (ook als er geen kinderen zijn, of alleen maar kinderen:)
Pinksteren is op de kerkelijke kalender rood gekleurd. Pinksteren is het feest van de Heilige Geest. Waarom zou de kleur rood gekozen zijn om te verwijzen naar de Heilige Geest? Waaraan denkt u bij de kleur rood? [..] Ja natuurlijk, liefde. Paulus noemt de Heilige Geest de liefde van God uitgestort in onze harten. De liefde van God, dat moet wel een heel bijzondere liefde zijn, denken jullie niet? Wat vinden jullie de meest bijzondere liefde? [..] De liefde die nieuw leven geeft. Opofferende liefde. (Beide worden vaak geassocieerd met bloed, en bloed is rood..) Bij de mooiste, sterkste vorm van liefde denken velen in onze tijd aan onvoorwaardelijke liefde. Is dat niet wat de Heer voor ons voelt?

Gebeden (na preek)
Heilige Geest, U wilt in ons wonen, in ons hart, in ons leven, in ons samenleven. Wij loven U, wij zijn het werk van uw handen, U laat het werk van uw handen niet varen, U zult het voltooien. Daarom neemt U weg wat wij van onszelf gemaakt hebben als dat niet past bij uw werk, U loutert ons. We danken U daarvoor, maar zijn er ook wel bang voor. Daarom bidden wij U allen tezamen: [Lied 670:1] U loutert ons, U begint daarmee zodra U in ons leven komt, en als we sterven zult U dit werk voltooi-en. U loutert ons het liefst met onze instemming, en daar geeft U ons de tijd voor zolang we leven. U roept ons op om weg te doen wat niet lijkt op de mens in wie God helemaal plezier heeft, de mens die niet zondigde. Geef ons licht en kracht, kom met uw heilige liefde in ons hart en in ons handelen, lou-ter ons, ook als het zeer doet waar ons denken en doen niet zó liefdevol is als U wilt. Ontferm U over ons. Zo bidden wij U allen
Help ons, Schepper Geest, U kent ons verlangen, wij willen goede mensen zijn, en weten dat niemand zo goed is als Jezus. Maar we voelen ons ook zwak, en hebben ook andere verlangens. Help ons als wij steeds minder kunnen veranderen omdat we oud worden, of omdat we ons moe-gevochten voelen tegen dingen die we in onszelf wilden maar niet konden verbeteren. We durven U bijna niet te vragen: kom met uw vuur in ons. En toch vragen we het U, hoe oud of moe we ook zijn: kom met uw vuur in ons leven en samenleven. Heilig ons, zo bidden wij U allen tezamen..
Stil gebed. Onze Vader

Wegzending en zegen
We zongen: ‘ik geloof in de Heilige Geest’, en meteen daarna: ‘ik geloof in een heilige, algemene christelijke kerk’ en ‘ik geloof in de gemeenschap der heiligen’. Deze dienst wilde herinneren aan dit geloof. Ook het mooiste kenmerk van de Heilige Geest, liefde, is hierdoor gekleurd. Gods liefde is heilige liefde. Een liefde die altijd van zondaars houdt, maar nooit van zonde. Dit is de enige liefde die God ons kan schenken. Uit deze liefde levend hebben wij altijd zijn zegen. De Heer zegene u en Hij behoede u..

Uit de nagesprekken
–Is Jezus niet nog vergevingsgezinder dan in de preek gezegd werd? Als de overspelige vrouw bij hem gebracht wordt, zorgt hij ervoor dat alle omstanders hun steen laten vallen, en zelf zegt hij: Ook ik veroordeel u niet. –Zo staat het er inderdaad, maar met éen toevoeging. Jezus zegt ook: Ga heen en zondig niet meer.

–Wat moeten we denken van iemand die ‘in de war is’, zoals de man die tien jaar geleden minister Els Borst vermoordde? Zijn ouders zijn van hem blijven houden. Is daarin niet de liefde van Christus te zien? –Zeker, de liefde van de Heer is ontfermend over ieder die het kwaad dat hij doet niet kan laten. In feite is deze barmhartigheid rechtvaardigheid. Onmacht maakt onschuldig. Maar ook dan zorgt dat kwaad nog altijd voor veel schade, in allerlei relaties, en zet de dader zich daarmee op de nodige afstand tot zijn slachtoffers. Ongewone situaties mogen ons bovendien niet blind maken voor wat gewoonlijk voorkomt: dat we als daders weliswaar een zeker onvermogen hebben, maar toch niet geheel machteloos zijn. Overal waar een marge van vrijheid is, is een marge van verantwoordelijkheid.

–Was alles tussen Jezus en Petrus niet al goed meteen na het moment van zijn verloochening, toen hij zo hartstochtelijk huilde? ‘Er weinte bitterlich’, zo vertolkt Bach Mat 26:75. –Petrus’ spijt is inderdaad hartverscheurend. De pijn dat hij zijn meester en vriend in de steek gelaten had. En de pijn over zichzelf: hij bleek de liefde die hij voor hem dacht te hebben (de liefde van Joh 15:13, vgl. 13:37) toch niet te hebben. Liefde krijg je ook niet ineens op het moment dat je voelt dat je die niet hebt. Jezus suggereert dat bij iemand als Petrus de liefde opgebouwd wordt in een leven van dienstbaarheid (‘Hoed mijn schapen’). Petrus’ spijt was wel een eerste begin daartoe. En zeker iets dat Jezus raakte, waardoor hij na Pasen zijn discipel tegemoet trad.

–In daden voortbouwen op het fundament van Jezus, dat is prachtig, maar is daar ook een voorbeeld van te geven, om het wat concreter te maken? –Paulus geeft zelf een voorbeeld. Ik heb het in de preek niet genoemd, omdat het in onze tijd gevoelig ligt en daarom veel vragen zou oproepen. Bij de muren van het brandende huis, bij de daden die wij op basis van ons geloof in Christus doen, denkt Paulus aan iets dat met zijn werk als missionair predikant te maken heeft. Na zijn vertrek uit de ge-meente die hij in Korinthe gesticht heeft, waren daar predikers gekomen die het evangelie op een andere manier uitlegden dan Paulus zelf had gedaan. Een manier waar hij niet blij mee is. Onze schriftlezing begon met zijn verzuchting: ‘Ik heb als prediker en leraar het fundament gelegd, maar wat wordt daar door anderen nu op gebouwd?’ Paulus roept dus concreet op tot betere prediking, tot een visie op Christus die beter past bij het evangelie dat hij, de eerste apostel in Korinthe verkondigd heeft. Bijzonder is wel, hoe Paulus dit concrete punt maakt. Hij zegt niet wat we na zijn opmerkingen zouden verwachten: dat het fundament waarop elke prediker moet bouwen de rechte leer over Chris-tus is. Hij zegt: het fundament is Christus zelf. Alleen wie op hem bouwt, wie hem navolgt, als per-soon, wordt gered, en al wat in deze navolging gedaan wordt, blijft dan behouden. Persoonlijke navolging is belangrijker dan juiste prediking of visie.

Toch is ook de juiste prediking en visie van groot belang. Ook zij zijn werken die door het vuur heen behouden blijven. In de kerk is daarom altijd met grote zorg gewaakt voor de juiste prediking en leer, maar, zoals ik al zei, dat ligt in onze tijd al langer onder vuur. Wij vinden dat de prediking pluriform moet zijn; predikers met een andere visie dan die van Paulus worden eerder verwelkomd dan ge-weerd.. En zo staan we niet alleen tegenover elke leer over Christus, maar eigenlijk ook tegenover Christus zelf. We hebben moeite met de gedachte dat iemand die 2000 jaar geleden leefde in een andere tijd en een ander volk normatief zou zijn voor alle tijden en alle volken. Leggen we daarmee als christenen niet ons eigen geloof op aan alle mensen? Toch kan dat niet waar zijn als Jezus, zoals we geloven, de eniggeboren zoon van de Schepper van alle mensen is, hét beeld van God waarnaar alle mensen geschapen zijn? Bovendien is Jezus dat zo, dat vooral algemeen-menselijke aspecten tot voorbeeld gesteld worden. Bv geen unieke begaafdheid of specifieke vaardigheid, maar hoe hij om-ging met andere mensen en met God en alle ‘heilige dingen’ die naar God verwijzen (schrift, tempel, thora). Aan deze aspecten kan ieder mens zich spiegelen. En dat gebeurt ook, niet alleen binnen, ook buiten de kerk, al brengen velen het vervolgens nauwelijks in praktijk.

–Is het vuur uit de tekst van 1 Kor 3 in de traditie niet geïdentificeerd met het vagevuur? –Klopt. Vanaf Augustinus werd dit uitgewerkt. Maar Reformatoren ontkenden dat er een vagevuur is. Zij moesten daarom 1 Kor 3 anders uitleggen. Zij zeiden: de tekst heeft betrekking op dit leven; zodra de Heilige Geest in ons komt begint het oordeel, op dàt moment blijkt of wij met goud of steen dan wel met hooi of stro gebouwd hebben op het fundament van Christus. Op zich is dit zeer waar, maar gebeurt er als mensen na dit moment verder leven, wat gebeurt er op het moment van sterven? Paulus verwijst naar ‘de dag van het oordeel’, is dat niet het laatste oordeel? Daarbij denkt hij m.i. dan niet aan het vagevuur, maar aan de hemel. Voor alle geredden, voor ieder die in de hemel komt, is het immers de vraag hoe je daar zult zijn; wel, zegt Paulus, dat is mede afhankelijk is van wat je in dit leven op basis van je geloof gedaan hebt. Protestanten hebben ook dit willen ontkennen of afzwakken: er is in de hemel geen gradatie van goed, beter, best. Toch lijkt Paulus dit wel degelijk te suggereren als hij spreekt van steen, zilver en goud waarmee we kunnen bouwen op het fundament: allemaal vuurvaste materialen, maar onderling niet gelijk. Een katholiek heeft daar geen probleem mee: Franciscus was toch een dieper christen dan de gewone gelovige. Een protestant gelooft niet in heiligen.

Zoals bekend nemen katholieken aan dat er ook in het vagevuur een gradatie is, afhankelijk van de graad van hardnekkigheid waarmee je als gelovige een bepaalde zonde op aarde blijft doen. Alleen, als je daarvan gelouterd bent door een korter of langer verblijf in dat vuur, waar kom je dan in de he-mel terecht? In een maximaal goede staat (‘alleen maar goud’), zoals protestanten aannemen maar dan zonder vagevuur (alleen door geloof in wat Christus voor ons gedaan heeft)? Of in een staat die past bij je daden? Het zal duidelijk zijn dat een belangrijke vraag hierbij is: wat is barmhartig, wat is rechtvaardig? En de belangrijkste vraag, omdat we geloven dat God hoogst barmhartig én hoogst rechtvaardig: wat zal Hij doen?

–Maar we hebben op cursussen en kringen in de afgelopen decennia toch geleerd, dat heiligheid in de Bijbel (in elk geval in het Oude Testament) iets heel anders betekent dan wat de christelijke traditie ervan gemaakt heeft? Het betekent niet: een deugdzaam mens of zelfs een heilig boontje worden, maar: apart genomen worden door God. –Heiliging begint inderdaad met een apart genomen worden. Israël werd uit de volken weggeroepen om een eigen geschiedenis met God te gaan. Maar in deze uitverkiezing was de afzondering van de andere volken geen doel in zich, alsof Israël alleen maar anders moest zijn dan hen. Het ging erom dat het een licht werd voor alle volken, een zegen voor de hele mensheid. En daartoe moest het Thora leren. Goede zeden en gewoonten zijn het licht dat Gods volk, als het uit zijn verkiezing leeft, over de wereld verspreidt. Of beter gezegd: goed levende men-sen, mensen die goed samenleven, ‘een heilig volk van priesters, koningen en profeten’, dat is dat licht voor de wereld. Zo is ook de kerk begonnen, zo is zij in wezen nog steeds, want in dezelfde lijn nam Jezus zijn discipelen apart en zond hen de wereld in, Petrus voorop. En de kern van dit licht is de mens die helemaal goed leeft, de zondeloze mens.