Afdalende liefde / Preek ds Nico den Bok 12 oktober 2025 / Fil 2: 1-11

Afdalende liefde Wilhelminakerk, 12-10-25

God almachtig bovenmate, die zo nederig verscheen

Afdalende liefde, zo zou je de schriftlezing van vanochtend goed kunnen samenvatten. De
bekende tekst uit Filippenzen tekent Christus als iemand die de gestalte van God had maar
daaraan niet vastklampte: hij heeft die hoge positie losgelaten en de gestalte van een mens
aangenomen, ja van een lijdende mens, een gekruisigde. Hij daalde af, de Heer werd
dienaar, en hij diende tot in de dood. Christus, helemaal van boven gekomen, helemaal naar
beneden gegaan, tot in de diepte.

Afdalende liefde – dat laat bij ons ook alarmbellen rinkelen. Liefde vinden we mooi, maar
afdalen, daar houden we eigenlijk niet van. We willen veel liever klimmen, we willen het niet
slechter krijgen, maar beter. Is dat niet de sterkste drijfveer in ons persoonlijke leven, en ook
in onze samenleving? We willen meer kunnen, meer kennis, meer welvaart. We willen graag
een hogere positie op het werk, maar aanzien onder mensen, een betere toekomst. Er is nog
één ding dat we liever willen: op gelijk niveau blijven, naar mensen gaan die allemaal
gelijkwaardig zijn.

Afdalende liefde – we zien wel dat dit in sommige situaties nodig is. We moeten afdalen naar
iemand die minder kan dan wij, die minder heeft dan wij. Ja daar is niet aan te ontkomen. En
het is niet altijd erg, het is soms zelfs mooi, vertederend. Als ouders moet je afdalen naar je
kinderen zeker als ze nog klein zijn, anders begrijpen ze je niet. Als docent moet je afdalen
naar je leerlingen, om hen iets te leren dat voor jou al duidelijk is. Als dokter of verpleger
moet je afdalen naar patiënten, om hen te genezen. Bij afdalen voelen we een
niveauverschil, en dat steekt ons, maar we zien vaak ook dat er inderdaad een
niveauverschil is, een verschil in leeftijd, volwassenheid, kennis. Ja dan moet dat verschil
overbrugd worden.

Maar, ik zei het al, we vinden vooral dat alle mensen als gelijken behandeld moeten worden.
Alleen in het leger, de ziekenzorg, het bedrijfsleven en de politiek is er nog hiërarchie. Daar
is het ook nodig, om snel en effectief met elkaar iets te kunnen doen. Maar het protest blijft,
ongelijkheid is niet eerlijk. We hebben er ook een oplossing op gevonden: afdalen is soms
niet te vermijden, maar alleen in bepaalde sociale of maatschappelijke rollen. Als docent
moet je afdalen naar het niveau van je leerlingen, als arts naar dat van je patiënt. Maar zodra
je het klaslokaal of het ziekenhuis verlaat, moet je die rol loslaten en sta je gewoon naast je
leerlingen, je patiënten. Dan ben je mens met mensen. Dan is iedereen weer gelijk. Niemand
staat hoger dan de ander.

Nog gevoeliger zijn we als het gaat om een speciale vorm van ongelijkheid, namelijk het
verschil tussen goede en slechte mensen. Dat staat in principe los van werk of leeftijd of
ziekte. Het gaat om wat mensen doen: sommigen handelen beter dan anderen. Helaas is dat
zo, is niet iedereen eerlijk, integer, trouw. Natuurlijk is niet iedereen crimineel, maar mensen
maken fouten en die zijn soms ten hemel schreiend. Afdalen in liefde houdt dan in: afdalen
naar hen die schuldig zijn en daar spijt van hebben, maar ook, nog moeilijker: afdalen naar
hen die schuldig zijn en daar geen spijt van hebben. En natuurlijk, allereerst, afdalen naar
hen die getroffen zijn door de fouten of wandaden van anderen. Veel in ons heeft daar geen
zin in en komt in verzet. Je stopt iemand in de gevangenis, dan hoef je niet meer naar hem
of haar om te kijken. Trouwens, ook hier spreken we liever niet van afdalen. Maken we niet
allemaal fouten, dus wie is werkelijk beter dan een ander? En dat geldt ook naar de andere
kant: doen we niet allemaal ons best, dus wie is werkelijk beter dan een ander? Is het geen
zelfverheffing om te denken dat jij of je eigen groep beter is?

Tja wij in het Westen zijn hypergevoelig geworden als het gaat om hoog en laag, beter en
slechter. Eeuwen van maatschappelijke ongelijkheid, van verzet tegen machtsverhoudingen
die mensen geknecht hebben, hebben de gelijkwaardigheid van mensen tot een niet-
onderhandelbare norm gemaakt. Allerlei filosofieën hebben het onder ons gepropageerd.
Zoals: mensen zijn anders, niet minder of meer. We hoeven dus ook niet af te dalen, we
moeten ons alleen aanpassen.

En toch, Paulus schets de beweging die God naar mensen toe maakt, als een beweging van
afdalende liefde. Dat God hoger staat zullen velen, zeker onder hen die geloven, wel willen
erkennen, maar dat Hij met zijn wil, zijn geboden onder ons gekomen is en voor ons,
mensen aangeeft wat beter en slechter is, wat goed en kwaad is, dat ligt lastiger. En toch,
als God naar mensen komt, als Christus naar ons afdaalt, brengt Hij dit hoogteverschil in, Hij
de Heilige, die zichzelf niet kan verloochenen. De Heer daalt af naar mensen die niet zo
goed leven of zelfs verkeerd leven, en Hij doet dat door daar in de diepte de norm hoog te
houden, het hoogteverschil. Daar de wet vervullen, de grote geboden van de liefde. Daar in
de diepte bij mensen liefdevol rechtdoen, dat is afdalende liefde.

En weer voegt Paulus toe: de Heer wil dat wij hem navolgen, dat ook wij zo afdalen: bereid
om veel van wat we allemaal hebben en kunnen los te laten, maar zo, dat we de liefde, het
rechtdoen van God en mensen niet loslaten, zeker niet daar bij de mensen die minder
hebben, minder kunnen, die slachtoffer zijn, of dader. Ja dat kan alleen als we hen opzoeken
daar waar ze zitten, binnen de grenzen van hun specifieke levens, hoe eng die misschien
ook zijn. Als je een gevangene wilt opzoeken, moet je zelf naar de gevangenis gaan.

Afdalende liefde is niet iets van het Nieuwe Testament alleen. Hoe vaak horen we dit niet in
oudtestamentische verhalen: En God daalde af. Bv in Gen 11: 5v, waar de Heer afdaalt om
te gaan zien wat mensen daar beneden bij Babel aan het bouwen zijn, dat torentje daar. Of
Ex 3:8v waar staat dat de Heer afdaalde omdat Hij het gejammer van zijn volk in Egypte
hoorde; Hij daalde af naar de Sinaï om Mozes te roepen en naar farao te sturen. Hoe vaak
wordt er door het volk van Israël niet om gesmeekt, geschreeuwd: God, daal tot ons af, en
help ons (bv Ps 144:5). Volgens Paulus is afdalen zo tekenend voor God, dat Hij het op
nieuwe wijze laat zien in Jezus. Hij die aan God gelijk was komt tot ons als mens, lijdende
mens.

Paulus tekent deze beweging van de Heer als iets dat wij mensen moeten navolgen. Ik zei
het al, maar ook dat zien we al in het Oude Testament. In het voetspoor van de God van
Israël gaan ook mensen afdalen. Een prikkelend voorbeeld is koning David – daar is aan het
begin van de dienst, in het Bemoedigingsgebed al op gezinspeeld. Denk vooral aan de
scène waarin hij de ark van het verbond naar Jeruzalem laat komen en dan voor de ark uit
danst. Daarbij heeft hij zijn koninklijke kleren afgelegd, hij danst in zijn hemd. Zijn vrouw
Michal, dochter van Israëls eerste koning Saul, vindt het maar niks. Een koning onwaardig.
Maar David antwoordt haar, dat hij bereid is zich nog nederiger voor God op te stellen, zich
nog minder aan zijn positie te hechten (2 Sam 7: 22). Dat heeft hij later ook gedaan. Toen
zijn zoon Absalom met een leger optrok om hem van de troon te stoten, verliet hij Jeruzalem,
ging vrijwillig in ballingschap. En zo liet hij kroon en troon achter en daalde hij af naar het
Overjordaanse (2 Sam 15:14). Liever lijden dan doden.

Deze nederigheid van Gods gezalfde, dit desnoods zich laten vernederen, hebben ook de
profeten gezien en geëerd. Zacharia bv, profeteert dat Jeruzalem eens zijn door God
gegeven koning zal begroeten, de stad zal hem zien binnenrijden – niet op paard en wagen,
maar op een ezeltje. Hoe vaak hebben we het niet in de kerk gezongen: Verheugt u gij
dochter van Sion.. uw koning rijdt binnen, het rijk gaat beginnen! Met psalm 24 baden we het
vanochtend aan het begin van deze dienst: Wie is het die daar bij ons binnenrijdt? De vorst
met ere – dat is hij die danste in zijn hemd en reed op een ezeltje. Volgens Paulus zien we
iets van David en de verwachting van de goede koning die hij gewekt heeft, terug in de
Davidszoon, die alle heerlijkheid aflegt en een knecht wordt, lijdende knecht.

In de traditie is wel gezegd dat we moeten afdalen omdat we onszelf te hoog hebben staan.
We vinden onszelf vaak beter, belangrijker dan anderen: is dat niet de kern van zonde? Die
te grote zelfliefde moeten we leren loslaten: is dat niet wat de Heer van ons vraagt? Daar zit
zeker waarheid in, maar die waarheid heeft ook een grens. Bij Jezus zelf wordt dat het
duidelijkst. Hij had zeker geen te grote zelfliefde, en toch liet hij de grootheid die hij waarlijk
had, los om bij mensen te komen. Paulus roept ons op om af te dalen zoals Jezus dat deed,
die nooit zondigde. Afdalen is dus iets dat we doen juist als we niet zondigen.
Oudtestamentisch gezegd: als we het gebod van de liefde vervullen. We moeten het dus
eigenlijk omkeren: het is een kenmerk van zonde als we niet willen afdalen, of dat alleen in
schijn te doen.

In schijn afdalen – dan blijf je eigenlijk op je troon zitten maar je doet alsof je naast de ander
gaat staan – je bent in feite neerbuigend. Daar zijn we heel slim in, zeker als we eraan
kunnen verdienen. Een goede vraag is dus, wanneer afdalende liefde niet neerbuigend is.
Wanneer is het met onze liefde voor anderen in orde? Ik denk dat dit eenvoudig te zien is:
als we zo omgaan met anderen die minder hebben en minder kunnen, dat we oprecht
proberen hen te laten delen in alles wat wij al hebben en kunnen.

Hoe vervelend het misschien ook klinkt, dit veronderstelt dat er echt hoger en lager is, meer
en minder, ook in de zin van: beter en slechter. Onze drang om alle mensen als gelijken te
zien mag dit niet uitvlakken. Maar dan is wel een eerste vereiste dat zij die afdalen zelf echt
hoger staan. Een arts die niet méer van ons lichaam weet dan wijzelf, kan ons niet genezen.
Dat is eigenlijk een kwakzalver. Een ouder die niet zelf volwassen is, kan een kind niet
opvoeden. In een samenleving waar veel volwassenen nog adolescent zijn, is dat een fors
probleem. Alleen, als er een echt hoogteverschil is, maakt het nog wel veel uit, hoe we
afdalen.

We kunnen zo afdalen, dat we niet laten merken dat we afdalen. En dat kunnen we echt en
ongeveinsd doen, we gaan daadwerkelijk naast iemand staan. Dit brengt ons een beetje in
de buurt van het afdalen van onze Heer, denk ik. Wanneer wij daadwerkelijk meer kunnen of
meer hebben, is het goed anderen zo te benaderen, dat we met dat meer niet te koop lopen,
het zelfs niet inbrengen, zodat we de ander alleen tonen en geven wat zij herkennen en
nodig hebben. Zo naast de ander staan lukt alleen als we echt de ander, het heil van de
ander in het oog houden.

Maar met dit alles heb ik het eigenlijk alleen nog maar negatief gezegd: wat we niet moeten
doen. Bij het niet vastklampen aan het eigen meer of beter gaat het tenslotte om iets
positiefs. Waarom doe je het? Uiteindelijk om voor de ander te doen wat je voor jezelf ook wil
dat jou gedaan wordt: opgetild worden uit schuld en nood, een beter mens worden (dat is
ook: je bekeren van zonde), in vrijheid gesteld worden, ook als dat niet ongevaarlijk is (want
wat ga je met die vrijheid doen?)

De Heer liet merken dat hij mensen veel te bieden had, dingen die alleen God kan geven,
zoals vergeving, genezing, zelfs leven uit de dood. Tegelijk zien we dat hij ‘die in de gestalte
van God was’ deze achtergrond niet inbracht, niet liet gelden. Hij ging als mens oprecht en
daadwerkelijk naast ons staan. Dat doet hij nog steeds. En dat doet hij nog steeds om ons
op te richten. Waar wij ook liggen in onze kwalen en zonden, zelfs als we sterven, zegt hij:
Sta op en wandel! (zie bv Mat 9:6, vgl. Ez 2:1v). Afdalende liefde benadert mensen vanuit
opstandingsgeloof.

UIT DE LITURGIE
Liederen
Ps 24:2,3,4 (intochtslied)
Lied 103: 4,5 (glorialied)
Lied 488: 3,4,5 (na bijbellezing)
Lied 340b (geloofsbelijdenis)
Lied 754:1,2 (slotlied)

Drempelgebed
naar Lied 24:4 (een psalm van David, zie 2 Sam 6:14) en 550:3 (bij Zacharia 9:9)

Wie is het die hier op zal gaan,
wie mag uw woning binnentreden,
Zij die U, Vader, zegenrijk nabij bent
omdat ze rechtdoen zoals U dat doet.

Geef dat ons godshuis open staat,
hoog en wijd, dat iedereen kan komen
om met ons mee te gaan naar uw gezalfde
en hem te begroeten. Hij is onze held,
hij die alle macht kan overwinnen,
hij danst voor U uit in zijn hemd,
mooier dan koninklijke kleren,
hij gaat ons voor op een ezeltje
sterker dan paarden en wapens.

Hij is uw zoon die met U regeert,
die in nederigheid recht doet – hem
willen wij volgen. Hij komt, hij
maakt bij ons zijn woning. Amen!

Gebeden
Heer Jezus Christus, we geloven dat U mensen opzoekt, dat U niet hoog in de hemel blijft
maar naar de aarde bent gekomen, naar mensen in hun pijn en vreugde. Maar we vinden het
moeilijk om uw afdalen tot ons tot voorbeeld te nemen voor onze omgang met elkaar, we
hebben moeite om elkaar de voeten te wassen zoals U onze voeten wast. We willen mensen
vooral als gelijkwaardig zien. Help ons uw liefde te verstaan en vruchtbaar te maken in onze
levens,
zo bidden wij U allen tezamen

Heer, geef dat we ook in praktische, materiële zaken van U leren om in liefde af te dalen
naar anderen. Dat we hulp verlenen waar die nodig is, dat we geven met een gul hart maar
toegesneden op de nood van de ander en met het doel hem of haar op te richten. Leer ons
zo geven, dat we de ander niet binden aan onszelf, maar in vrijheid stellen zodat hij of zij
zich vrij met ons kan verbinden
Zo bidden wij U allen..

Dankgebed, voorbeden
U bent niet trots, Heer, U gaat niet op uw strepen staan, U wil uw schepping en uw mensen
dienen. U laat alle licht op de wereld vallen die U zo lief hebt. Dank U wel daarvoor! U vestigt
weinig aandacht op Uzelf, zo weinig dat we kunnen denken dat U er niet bent. En wanneer U
zich als Heer laat gelden, wijst U op dienstbaarheid als het hart van goede heerschappij. U,
de Allerhoogste, bent werkelijk nederig, en dat maakt U nog mooier en groter dan wij over U
dachten. Dank U wel dat U ons dat in Jezus en de Heilige Geest hebt laten zien.
Zo bidden wij U allen

Heer, leer ons in liefde afdalen naar elkaar. Leer ons ook in liefde afdalen naar onszelf. De
meesten van ons hier zijn op hogere leeftijd – geef dat we als oude mensen leren afdalen
naar onszelf: als we steeds minder kunnen, minder hebben, minder weten. Als de benen of
de ogen het laten afweten, als we onze dierbare spulletjes niet meer mee kunnen nemen
naar een kleinere woning, als ook ons geheugen ons misschien in de steek laat. Soms zijn
we bang, of boos, help ons deze gevoelens over te geven, zodat ons afdalen lichtvoetig en
blijmoedig mag zijn.
Zo bidden wij U..

En geef dat als jongeren leren afdalen naar onszelf. Dat we geduld mogen hebben met
onszelf, als ons veel niet lukt van wat bij anderen zo moeiteloos of glansrijk lijkt te gaan.
Zo bidden wij U allen tezamen..

Heer, we vragen U ook wat ons soms misschien nog wel het moeilijkst valt: dat we het
toelaten dat anderen afdalen naar ons. We willen zo graag onafhankelijk blijven, niet laten
zien dat we minder kunnen, niet geholpen willen worden. We houden ons groot, maar U bent
al kleiner, naast ons om ons op te vangen. Help ons onszelf helpen,
Heer, zo bidden wij U allen

Stil gebed. Onze Vader

Na Wegzending Om over door te denken
In Uitleg en verkondiging vroeg ik wanneer onze afdalende liefde niet neerbuigend is.
Wanneer dalen we af in de geest van onze Heer? En ik antwoordde: als we zo omgaan met
anderen die min-der hebben en minder kunnen, dat we oprecht proberen hen te laten delen
in alles wat wij al hebben en kunnen.

Zo eenvoudig als dit klinkt, zo moeilijk vinden we het vaak om dit in praktijk te brengen. Ik
denk concreet bijvoorbeeld aan de problemen rondom immigratie, die in de komende
verkiezingen opnieuw een belangrijke rol zullen spelen.

Rechts Nederland wil aan dit delen veel sneller een grens stellen. Laat de meeste
immigranten gewoon niet meer binnen. Links Nederland wil wel delen, wil ze wel
binnenlaten, en wil ze, eenmaal binnen, met gelijke rechten als Nederlanders behandelen.
Maar in de praktijk stokt het dan, binnengelaten immigranten krijgen niet meer dan bed en
brood en gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Maar hoe ga je om met leegte, verveling,
eenzaamheid als je niet meer hebt dan een hokje met een bed en wat eten op tafel? En wat
is gelijk, als je eerst de taal nog moet leren, je diploma’s niet geldig zijn, en werkgevers bij
voorbaat toch huiverig zijn als ze je huidskleur zien?

De meeste Nederlanders delen nog steeds de overtuiging, met christenen, dat je ‘je naaste
moet liefhebben als jezelf’. En dat hebben we van het Oude Testament. In het oude Israël
werd ook ‘de vreemdeling die in je straten en steden woont’ als naaste gezien. Heb dus de
immigrant die jouw naaste wordt lief als jezelf. Daar is heel wat meer voor nodig dan bed,
brood en gelijke kansen.

Zijn we daartoe niet bereid, dan betalen we óok een prijs. Veel ‘vreemdelingen’ die ons land
binnenkomen zitten jarenlang in asielruimtes, vinden geen vervulling in hun nieuwe bestaan,
gaan daarom groepjes vormen die voor overlast zorgen, wat weer ‘rechtse’ tegengroepjes
oproept, etc.

Wanneer we hen niet meer willen laten delen in ons leven dan ‘links’ wil, is het misschien
barmhartiger wat ‘rechts’ doet: ze gewoon niet toelaten.

Wat zien we dus als we in de spiegel van Fil 2 kijken? We zien dan, denk ik, dat we wel
willen afdalen, maar alleen een klein beetje. We willen niet verder afdalen, tot waar we voluit
recht kunnen doen aan onze nieuwe naasten. We willen niet verder uit onze comfortzone.
Onze welvaart gaat boven alles.

Deze overweging geeft geen stemadvies, wijst alleen in een bepaalde richting:)