Pasen – 17 april 2022

Pasen – 17 april 2022

Wijkgemeente Wilhelminakerk, Bussum
Lezingen: Jesaja 55:1-11 en Lucas 24:1-12
Wielie Elhorst

Gemeente van Jezus Christus,

Voor de evangelist Lucas moet deze episode van het leven, of liever: van de dood van Jezus niet gemakkelijk zijn geweest. Lucas is de geschiedschrijver van de evangelisten. Zoals het een goed Grieks historicus betaamt draagt hij zijn werk, dat uit de boeken Lucas en Handelingen bestaat, aan het begin daarvan op aan een voorname persoon, Teofilus genaamd, die daardoor zijn beschrijving enig gewicht geeft en geloofwaardig maakt voor Griekssprekende mensen en dan in dit geval natuurlijk voor hen die konden lezen en schrijven. En dan begint Lucas aan het begin. Niet voor niets wordt het Kerstevangelie uit Lucas vaak gelezen, omdat dit het meest uitgebreide verhaal over de geboorte van Jezus is en omdat het heel duidelijk in de geschiedenis wordt gepositioneerd. Het kan zijn dat wij het ook het meest aansprekende vinden vanwege de romantische inslag die wij erin zien. Lucas doet lang over het begin van het leven van Jezus. Hij beschrijft veel en pas in hoofdstuk 4 horen we uit Jezus’ eigen mond wat eigenlijk de inhoud van zijn missie is: het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen. Natuurlijk is Lucas geen geschiedschrijver in onze zin van het woord, namelijk een wetenschapper die vooral veel feiten op een rij zet, maar altijd terughoudend zal zijn om daar iets in te willen zien of om te gemakkelijk verbanden of samenhangen aan te tonen. Ook Lucas is het in de eerste plaats te doen om de boodschap van Jezus, maar hij verbindt die over het algemeen graag aan gebeurtenissen – gebeurtenissen die dan, als het even kan, ook terugverwijzen naar de Thora en naar de Geschriften en naar de Profeten. En nu zit de evangelist met een passage waar hij eigenlijk niets over schrijven kan, want hij weet niet wat er is gebeurd, of om het ‘op zijn Lucas’ te zeggen en dan in de woorden van de oude Bijbelvertaling, omdat hij niet weet wat er ‘is geschied’.

We vinden niet alleen in het Lucasevangelie, maar in alle evangeliën een gat in de beschrijving van het verhaal over Jezus. Over het allergrootste dat God aan de geschiedenis van mensen heeft voltrokken, weten we eigenlijk niets. Uit de overlevering van Lucas weten we dat Jezus zijn geest in de handen van God heeft gelegd, dat Hij daarna van het kruis is gehaald, dat Hij overgebracht is naar een nog nooit gebruikt graf van een zekere Jozef van Arimatea en dat Hij daar onder toeziend oog van een aantal vrouwen uit het gevolg van Jezus in het rotsgraf is gelegd. Als de vrouwen na de sabbat terugkomen om Jezus’ gehavende lichaam alsnog te verzorgen, is het graf leeg. Het verdriet van de vrouwen is groot. Zelfs het stoffelijke omhulsel van Jezus kan niet met rust gelaten worden. Geen rust in leven en nu ook geen rust in de dood. De twee mannen in stralende witte kleren die de vrouwen bij het graf treffen, herinneren hen aan de woorden van Jezus zelf dát Hij op zou staan. Het kan allemaal niet voorkomen dat er complottheorieën als paddenstoelen de lucht in schieten. Bekend is dat de leerlingen dachten dat Jezus’ lichaam was gestolen door de handlangers van de religieuze overheden om te voorkomen dat er een cultus rondom het lichaam zou ontstaan en de Jezusbeweging gewoon door kon gaan. Zonder lichaam ook geen heldenverering. Zoiets moeten de religieuze overheden hebben gedacht, maar ook: als wij het lichaam hebben, dan kan die Jezusbeweging niet claimen dat Hij is opgestaan. De groep rondom Jezus zou de eerste niet zijn die zoiets zou beweren. Andersom beweerden de religieuze overheden dat volgelingen van Jezus zelf zijn lichaam zouden hebben ontvreemd, om te kunnen claimen dat Hij was opgestaan. Het is allemaal niet waar of het kan niet worden bewezen. Het enige wat we weten is dat het graf waar Jezus in was gelegd, leeg is.

 

Nog afgezien van de problemen van de mensen van toen, dit gegeven is ook voor ons bepaald problematisch. Ik weet niet hoe dit voor u is, maar ik ben zeer regelmatig aangesproken over deze kern van ons geloof: een mens uit de dood opgestaan. Dat kan toch helemaal niet en ik geef mijn ondervragers geen ongelijk. En, zeggen ze: waarom is jullie voornaamste bron, de Bijbel, hier zo zwijgzaam over? Waarom levert die op dit punt, op de kern van jouw geloof nu niet een soort van bewijs? Nogmaals: ik kan mijn ondervragers, mensen vaak die oprecht geïnteresseerd zijn, ook deze vraag niet kwalijk nemen. Als je ergens vertrouwen aan hecht, als je ergens in gelooft, dan wil je ook weten of dat op waarheid berust. Toen ik nog jonger was, deed ik nog wel eens poging om tot een verklaring te komen, die mijn ondervragers enigszins tevreden te stellen, maar zo’n verklaring is er natuurlijk niet. In ieder geval hebben die ervaringen mij doen realiseren dat het eigenlijk zin heeft om vragen die een verklaring zoeken, die willen begrijpen zoals wetenschappers dat willen, zo te beantwoorden eigenlijk geen zin heeft. Met die vragen kom je er niet, omdat zij geen relatie leggen met wat die kern van ons geloof wil betekenen. En misschien is juist om deze reden die kern van ons geloof verborgen gebleven, omdat het niet gepresenteerd wil worden als een staaltje goddelijke krachtpatserij die de wetten van de natuur wel even naar zijn hand zal zetten, of als een gebeurtenis waaraan we ons kunnen vergapen als een scène in een science fiction film of, erger nog: als een attractie op een buitenaardse kermis. Kijkt u eens, dames en heren, wat we hier hebben: opstanding uit de dood. Als u overtuigt bent, dan kunt u daar bij de kassa af rekenen, alstublieft. Nee, wij hebben niets anders dan een leeg graf én wij hebben de woorden die daarover zijn uitgesproken: dat dat niet de plek is waar wij moeten wezen, omdat deze dode is opgewekt. Lieve mensen, we weten echt niet wat er is gebeurd die nacht. Misschien ligt de feitelijke waarheid dichter bij een van de complottheorieën  dan we denken. Maar ook dat weten we niet, en het doet er ook niet toe. Wat er wel toe doet, is dat mensen de woorden van Jezus in herinnering wordt gebracht en niet te vergeten zijn werken. Al die woorden waren stuk voor stuk opstandingswoorden en al zijn werken waren stuk voor stuk opstandingswerken. En dat mensen van die woorden en van die werken getuige willen, zelfs al waren ze er niet bij toen die woorden gesproken werden, zelfs al waren ze er niet bij toen Jezus zijn tekenen deed. Heeft u daarvan een bewijs nodig? Ik niet. Omdat ik er gemakkelijk vanaf wil zijn, omdat ik het niet aandurf dat bewijs te leveren? Nee, ik heb dat bewijs niet nodig, omdat ik in mijn leven en dat van vele anderen verandering heb gezien, die ik óók niet kon verklaren, maar die wel het gevolg waren van wat die woorden van Jezus opriepen, hoe de tekenen die Hij deed, mij aanspraken. Wat Jezus zegt en doet, roept een hele nieuwe wereld op en hele nieuwe mensen, en die evocatieve, die roepende, die appèllerende kracht heeft na tweeduizend jaar z’n intentie, zijn goddelijke energie, nog niet verloren.

Hier in de Wilhelminakerk hadden we een jaar of drie vier geleden als optredende gast op een zondagmiddag Rik Zutphen, de Droominee, in ons midden. Ik vond afgelopen week de volgende woorden van hem (de slotwoorden van een langere tekst):


surely i can’t believe such a thing

but that hope in my soul is anchoring

that love beyond this world is resonating

 

In het Nederlands:


natuurlijk kan ik zoiets niet geloven,

maar die hoop, die verankert zich in mijn ziel,

die liefde die de grenzen van deze wereld te buiten gaat,

die resoneert in mijn hart.

Precies dat, die verankering in de ziel, die resonering in het hart, dat is de kracht van het getuigenis dat tweeduizend jaar geleden bij een leeg graf uitgesproken werd. De hoop en de liefde die daarvan de oorzaak zijn, zijn de wereld overgegaan en hebben ook hier in onze ziel en in ons hart doel getroffen. Dat woord, dat getuigenis, dat Hij is opgewekt, dat het leven het wint van de dood, zonder enig bewijs daarvoor, dat woord heeft keer op keer op keer verandering gebracht: in hoe mensen de dood, alles wat geen toekomst heeft, alle grenzen die zijn getrokken, alle hoge muren van exclusief gelijk, alles wat tot de tanden toe bewapend is, in geloof ontregelend tegemoet zijn getreden met de woorden: Jezus leeft en ik met Hem. Het laatste woord is niet aan de dood. Het is aan het leven. Het laatste woord is niet aan de duisternis, het is aan het licht. Dat woord roept een onweerstaanbare kracht op, die alles omvertrekt wat het leven weerspreekt. Dat dat, ook al bij dat lege graf, kletspraat werd genoemd dat verbaast mij niets, want het blijft een ongelooflijk woord, een woord over wat verborgen is en blijft, maar dat zichtbaar wordt als het wordt omarmt, als het voor waar wordt aangenomen, als het verankert raakt in de ziel, als het resoneert in het hart – zodanig dat je niet anders kunt dan daarvan te getuigen.

 

Ik vond naast de woorden van Rik Zutphen nog een mooie anekdote die de kracht van dat ongelooflijke woord van Pasen laat zien. Een collega vertelt:

‘Ik heb een verhaal over wat eens in Rusland gebeurt moet zijn. Het is een verhaal uit de tijd dat de communisten daar nog de baas waren. Eén of andere communistische bobo zeurde een grote menigte twee uur lang aan het hoofd hoe belachelijk het was om in de opstanding te geloven. Dat kón toch helemaal niet! Zo’n sprookje was goed voor oude vrouwtjes en onnozele kinderen. Maar een weldenkend mens geloofde daar toch zeker niet in. Twee uur lang praatte hij zo op de menigte in. Daarna mocht ook een priester van de kerk iets zeggen. Daar kreeg hij twee minúten voor. In de stilte die toen viel sprak deze priester alleen maar twee woorden; twee woorden uit de gebruikelijke Russisch-Orthodoxe liturgie voor Pasen: ‘Christus woskresse!’ ‘Christus is opgestaan!’ En onmiddellijk gaf de menigte het even gebruikelijke antwoord, maar toen extra jubelend: ‘Ja, Hij is waarlijk opgestaan. Halleluja!’

Zullen wij dat ook samen doen…?

Christus is opgestaan!

Ja, Hij is waarlijk opgestaan.

Halleluja.

Noem dat maar eens kletspraat.

Amen